Inleidend: ons sombere vooruitzicht
Laatst ontdekte ik toevallig dat in Mali relatief minder mensen per jaar sterven dan in Nederland. Dat zette me aan het denken over het naakte feit dat tegen de dood uiteindelijk geen kruid gewassen is. Een human development index van 0,4 (rang 188), permanent geweld en conflict, een levensverwachting van 54; uiteindelijk heeft Hein er maling aan en haalt meer Nederlanders thuis dan Malinezen. We worden gemiddeld ouder, maar spenderen daarvoor als samenleving immense bedragen, terwijl een kort rondje hospitaal ons leert: zoveel jaren zoveel zorgen.
Wat vaak onderbelicht blijft, is de immense, liefdevolle zorg die ook thuis bij ouderdom en ziekte komt kijken. Zelf heb ik de afgelopen jaren veelvuldig gezien en soms ervaren welke mantelzorgtaken je bij aftakelende (groot)ouders hebt. Je ziet werelden kleiner worden, wandelingen korter; leven ontaardt in permanent zwoegen. Maar al wat leeft wil voortbestaan, dus zolang de voorraad strekt voeren trouwe kinderen de bezoekfrequentie op of regelen constructies met thuiszorg en aanleunwoningen. Velen zien zich genoodzaakt hun ouders terug te geven wat ze ooit ontvingen. Liefdewerk, natuurlijk, maar maatschappelijk gezien een enorme molensteen rondom de collectieve nek.
En die last weegt toenemend zwaar. Zo’n 20% van de bevolking is momenteel 65+ en dat loopt naar verwachting spoedig op tot een derde (dashboard bevolking CBS, 2024). Waar Malinese vrouwen gemiddeld nog vijf kinderen ter wereld brengen, is dat bij ons tot een of twee teruggelopen. De aanverwante demografische uitdagingen zijn gevoeglijk besproken en geanalyseerd, om niet te zeggen uitgekauwd. Tegen de poging deze uitdagingen met migratie te ondervangen neemt het maatschappelijk verzet al decennia toe, terwijl met regelmaat is voorgerekend dat grootschalige import ultiem negatief uitpakt.
De bevolkingspiramide neemt onherroepelijk de gevreesde grafsteenvorm aan en onze maatschappelijke vooruitzichten lijken somber, tenzij we iets slimmers verzinnen dan volksverhuizingen. Er is met de economen gesproken maar één optie om het tij te keren: meer doen met minder mensen; productiviteit verhogen. En laat zich – net nu onze breinen veralzheimeren – wonder boven wonder de kunstmatige intelligentie aandienen.
U leest het goed: ik behoor tot degenen die geloven dat KI unieke kansen biedt. Nogal wiedes; de economische argumentatie is kraakhelder. De echte vraag is hoe te verhelderen welke andere, maatschappelijk relevante bezwaren de techniek aankleven – we zijn immers meer dan kooplieden.
Door noodzaak gedreven moeten we een manier vinden om sine ira et studio te bepalen of dit middel, hoe probaat ook, onze economische doelen niet ontheiligt. Blijkt dat zo te zijn, dan moeten we Achilles waarschijnlijk gelijk geven dat het beter is een kort en eervol leven te leiden, dan een lang en betekenisloos. Maar ik waag het te betwijfelen.
Het duiden van de angst
Productiviteit verhogen klinkt goed, maar hoe helpt KI eigenlijk de vloedgolf aan zorgtaken te verlichten waar het vitale deel van de samenleving mee worstelt? Op maatschappelijke schaal helpt KI ons diagnosen te stellen, de administratieberg die handen van het bed afhoudt te delven en om medicijnlogistiek te optimaliseren. Ook maakt voortschrijdende automatisering van lichamelijk en geestelijk werk logischerwijs langzaamaan mensen beschikbaar voor zorgtaken. Ook op persoonlijk vlak ontwerpen we met KI innameschema’s, verbeteren onze informatiepositie en versnellen aanvragen voor professionele hulp en ondersteuning.
Eigenlijk worden deze voordelen nauwelijks betwist. Tegenstanders flirten eerder met een dystopische, overigens begrijpelijke angst. Immers: wat als ChatGPT of een brusje daarvan kwaadaardig wordt, a la 2001: a space oddessey of de ‘geëvolueerde’, kille V.I.K.I. uit I-robot als ultiem voorbeeld; een supercomputer die met een knap staaltje hermeneutiek ogenschijnlijk onbreekbare hard code naar eigen inzicht interpreteert. De vrees dat een taalmodel (large language model in het jargon) iets voelt bij wat het doet en ooit eigen ideeën kan ontwikkelen, doet ons ijzen.
Toegegeven, zelfs als het geen echte ideeën zijn, is de vraag of ontologische onderscheiden iets betekenen voor de potentiële consequenties van het gebruik van KI. Een levenloos, KI-gereguleerd monitoringssysteem, kan ons nog altijd ‘voor onze bestwil’ binnenskamers opsluiten. Ten slotte, los van een eventuele eigen wil: het idee dat we straks gissen of we nog met mensen communiceren die zich onze zorgen en pijnen in kunnen voelen, is op zichzelf uiterst beklemmend.
KI als object en leefwereld
De crux is mijns inziens de diepe angst dat KI ons zal gaan beheersen, in plaats van andersom. Of ons minstens in radicale isolatie brengt. Deze angst is prominent wanneer het om zorg gaat, misschien ook wel omdat het dan om weerloze of verwarde mensen gaat.
Een mijns inziens nuttige lens om het wezen van KI te ontsluieren, volgt uit het werk van de Joods-Duitse filosofe Hannah Arendt. Ik denk aan het grote werk the human condition (Arendt, 2018). Daarin grijpt Arendt met een tour de force terug op de oudheid, om een aloud onderscheid in herinnering te brengen: dat tussen arbeid en werk (labour/work, in het Engels). Er zijn ruime nuances, maar in de basis geeft Arendt aan dat arbeid verbonden is met onze natuurlijke manier van zijn; het baren (going into labour), het verbouwen van voedsel (door landarbeiders) en ook wat gepaard gaat met persoonlijke verzorging.
Anderzijds hangt werken samen met fabriceren, het bouwen van spullen (denk aan handwerklieden, aan een voltooid kunstwerk en wat dies meer zij). Met het werk van onze handen, bouwen we de wereld die we bewonen. Deze heeft en geeft enige permanentie aan het bestaan. Onze spullenwereld bestaat als tegenover ons en maakt de onverschillige en overweldigende natuur bewoonbaar. We werken in gebouwen, berijden wegen, betrekken onze huizen. Het maken van spullen helpt ook om onze arbeid te vergemakkelijken, waar overigens de nodige valstrikken bij komen kijken. De dingen die wij maken, kunnen ons op hun beurt conditioneren, processen intrekken en ogenschijnlijk het hele bestaan voor ons vormen – zoals een arbeider die maar een exponent van de lopende band lijkt. Bovendien leidt de focus op het procesmatig maken van spullen tot een vorm van nuttigheidsdenken, waarbij we voor alles proberen te bepalen wat het nut er eigenlijk van is en voor het ‘nutteloze’ geen plek meer hebben.
Een manier om KI direct te begrijpen, is het te zien als een ding, een werk van onze handen, dat helpt om onze zorgarbeid te verlichten, maar dat evenzeer in staat is onze blik op de wereld immens te vernauwen en vertekenen. Als object onttrekt het zich in zekere zin aan onze directe controle en staat tegenover ons. Ons onvermogen het volledig te doorgronden, kan vervreemdend en beklemmend werken, zoals een venster dat de onverschillige flonkering van de sterren vervormt tot dreigende schaduwen op de grond. Daar schuilt een groot risico in, wanneer we gaan geloven dat door KI geschetste beelden en acties zouden kunnen volstaan om op deze aarde te floreren. Als dat postvat, begint een akelige versie van de cloud binnen te sluipen en zou ons leven meer gaan lijken op het alleen met videobrillen toegankelijke metaversum van de Zuckerbergs van deze wereld: een schimmen- en schaduwspel waar de grot van Plato een lachertje bij lijkt. Nee, bedankt.
Ontmoeting
Om als mensen te bestaan, moeten we elkaar ontmoeten. Daarin bestaat het domein van de vrijheid, waarin we kunnen verschijnen aan elkaar en echte handelingen kunnen stellen, die door anderen geregistreerd worden. Voor Arendt is dit vrije handelen een politieke zaak. Ik denk dat het ook als leidraad kan dienen voor hoe we ons in het zorgen tot elkaar verhouden. De wereld van spullen is ónze wereld, maar om in die wereld als mens te bestaan, is de ontmoeting onontbeerlijk. Daarmee zijn meteen de grenzen van het gebruik van KI helder: die grens ligt waar de economische noodzaak met maatschappelijk-politieke randvoorwaarden botst.
KI mag ons helpen in het navigeren van complexe processen en afwegingen, maar mag geen masker worden dat over de gezichten van andere mensen getrokken wordt. Daarin schuilt inderdaad een afschuwelijk angstbeeld, bijvoorbeeld van ouderen die onwetend communiceren met wat gevoelloze lijntjes code. Neem als voorbeeld de volgende strip die ik chatGPT heb laten maken over diens zelfbegrip en dromen:
Trucjes, meer niet. De opkomst van KI is onstuitbaar. Je zou haast zeggen: gelukkig maar. We zijn overvoerd met informatie en raken overvraagd om onze complexe samenleving overeind te houden. Om een samenleving te
blijven, moet KI onze tijd in de schermkerkers verminderen en ons in de gelegenheid stellen elkaar in de openbaarheid te ontmoeten, als mensen. Ik sluit mijn ogen en denk aan mensen, ook aan mensen die dit leven verlaten hebben zonder ooit iets van de huidige informatierevolutie te zien. Zoals ik hen gezien heb wil ik allen blijven zien. En als dat niet meer lukken zou, is niet alleen het zorgen, maar is de wereld voor mij weg en lonkt Achilles. Als mensen bij elkaar zijn, dat moet overeind staan. Dat blijft waar.
Bronnen:
Arendt, Hannah. 2018. The human condition. Chicago: University of Chicago press.
Lees meer over de studiekosten van de verschillende opleidingen van de HTF
Lees hier meer over de toelatingseisen van de HTF
De Hogeschool voor Toegepaste Filosofie (HTF) biedt de eerste hbo-bachelor en hbo-master Toegepaste Filosofie in Nederland aan.